Thursday, December 22, 2005

Tarija - Tupiza

Op twaalf uur zouden we met z´n allen naar een restaurant gaan voor het middageten. Daarna door naar Tupiza. Uiteraard loopt het allemaal wat uit. Wachten, wachten wachten. Als we uiteindelijk allemaal in de auto zitten, moeten er eerst nog allerlei boodschappen worden gedaan in de drukke stad. Uiteindelijk rijden we om half vijf de stad uit.

Het is een wagen vol geladen: de bagage en de handel (kratten met flessen voor de winkel) onder een dekzeil op het dak, voor de chauffeur en de vader van Lilian, op de eerste bank Lilian, zus Elffy en ik, en achterin Alexis, Paola en Omar. De chauffeur, don Pancho, zet de auto aan de kant en doet de radio uit om Gods zegen te vragen voor de reis. De moeder van Lilian en haar zussen zijn actief in de evangelische kerk.

Een klein stukje is geasfalteerd, maar al snel rijden we over gravelwegen. We stijgen snel. Bij de slagboom worden de papieren gecontroleerd. Een deel van de route voert over een hoogvlakte, de Altiplano tarijeño. Een enorme, kale vlakte, met hoge bergen rondom. Don Pancho stopt. In de verte ligt een laguna, als je goed kijk, zie je vele rose stipjes: flamingo´s. Ik leen een jas van don Eulojio (de vader van Lilian) en samen met don Pancho loop ik naar de laguna. De rest blijft kouwelijk in de auto sitten. Ik vraag me af of dit een goed plan is. Twee uur geleden in Tarija was het dertig graden, hier waait een ijzige wind.

Don Pancho vertelt al lopend zijn levensverhaal. Op zijn vijftiende is hij vanuit zijn geboortedorp in Lipez, in het hooggebergte richting Chili, naar Cochabamba gegaan. In de laag gelegen, tropische streek rond de stad, el Chapare, heeft hij geleerd hoe je van cocabladeren coke kunt maken. Al snel gebruikte hij het spul zelf ook. Totdat hij het licht zag en zich bekeerde tot het evangelie. `Anders was ik al lang dood geweest´, zegt hij.

De aarde waarover we lopen is gescheurd. Het veert een beetje mee. Een soort natuurlijke tegels. Opeens zakt mijn voet weg. Ik trek hem op, maar mijn schoen blijft achter. Met moeite trek ik hem uit de zompige klei die zich onder de droge korst bevindt. De auto is nog maar een klein stipje in de verte. Wat eens mijn schoen was, is nu een grote klomp zwarte, natte, ijskoude klei. Volgende stap. Mijn andere voet zakt tot aan mijn knie weg. Ik krijg mijn been niet meer los. Mijn andere been kan ik met moeite eruit trekken, maar mijn schoen is verdwenen.

Gelukkig is don Panchito een stuk lichter. Hij trekt me met veel moeite eruit. Na vele zeer moeizame stappen bereik ik een droger gedeelte waar ik niet meer doorheen zak. Boven ons hoofd cirkelden krijsende vogels. `Ze lachen ons uit´, zeg ik. Don Pancho lacht met zijn hoge stemmetje. Hij ziet er de humor wel van in. `Que aventura´ roept hij steeds. Ik lach, maar niet van harte. Het is koud en mijn schoen is weg. Ik zit onder de stinkende modder. Gelukkig weer don Pancho, met heel veel moeite, mijn schoen uit te graven.

In de auto waren ze al ongerust. Ze hebben getoeterd, maar door de afstand hebben we niets gehoord. Mijn schoenen doen we in een plastic zak. Twee onherkenbare, stinkende klompen van modder. Ik heb het ijskoud. Met de twee zussen zit ik onder een slaapzak. Inmiddels is het donker geworden. De rit gaat verder.

Na de vallei gaan we de bergen weer in. De weg is niet meer dan een geitenpad, zo smal. Als er een tegenligger aankomt, moeten we soms een stuk achteruit om een plek te vinden waar de twee voertuigen elkaar kunnen passeren. De vele bussen met passagiers uit Tarija, onderweg naar Villazon, Potosi of Tupiza, hebben we al achter ons gelaten. Vele, vele kilometers leggen we zo af. Meestal stapvoets. De Landcruiser hangt soms helemaal schuin. Don Pancho heeft één cassettebandje met evangelische muziek. De casseterecorder staat op repeat.

Vanwege de nacht kunnen we tegenliggers goed zien aankomen. In de verte zien we de lichten van een bus. We stoppen op 300 meter afstand. Staat hij stil? Elffy gaat ernaar toe om te kijken wat er aan de hand is. Ondertussen kijkt de chauffeur de auto na. Is de linker achterband lek? En wat is dat geluid? Hij ligt onder de auto, er steken alleen twee beentjes onderuit.

Elffy meldt dat twee bussen elkaar hebben geraakt. Maar het is in orde, de passagiers stappen al weer in, en weldra kunnen we erlangs. De band bleek goed te zijn en we gaan weer verder over het kronkelige, steile pad. Overal liggen enorme keien en rotsen, waar de cheuffeur omheen moet manouvreren. De afgrond is een donker, gapend gat. Even later stoppen we om te eten. Het is een dorp van een paar huizen. Zodra de chauffeur de lichten uitdoet, is het pikdonker. De enige verlichting is een kleine gaslamp, binnen in het eetzaaltje. We krijgen soep en brood. Ik krijg een mok met heet water en cocablaadjes. Goed tegen de hoogteziekte. Binnen zitten nog wat reizigers. Een wc is er niet, dat gebeurt hier gewoon in de natuur. Buiten is het intens donker. Ik zie geen hand voor ogen. Het aantal sterren aan de hemel is overweldigend. Ik loop een stukje de weg af en ga staan piesen, in de hoop dat ik niet tegen iemands huis sta te zeiken. Volgens mij pis ik in de afgrond, maar ik weet het niet zeker, zo donker is het. Ik hoor wel iets ritselen, waarschijnlijk een geit aan een touw of zo. Het is hier niet koud meer.

Na een tijdje wennen de ogen aan de duisternis. Een groepje mannen staat om de 125-cc motor van twee Bolivianen, die op zoek zijn naar benzine. Hebben ze hier niet, maar misschien verderop wel. Ze stappen op en rijden verder, zonder helm, de nacht in. Een moment van onoplettendheid en ze kukelen zo het ravijn in, niemand die het zal merken.

Eindelijk komen we aan in Tupiza. Het is even na middernacht. Freddy is nog wakker. Lilians moeder kleedt zich snel aan om ons te begroeten. We praten wat bij en om twee uur liggen we eindelijk in ons bed.

1 Comments:

At 10:34 AM, Blogger Ruud said...

Que aventura!

 

Post a Comment

<< Home