Van Villamontes naar Tarija
Nadat we onze koffers hebben uitgeladen en de bus nakeken, die hobbelend verder gaat naar Santa Cruz, kijken eens goed om ons heen. Villamontes is echt een gehucht in the middle of nowhere. De straten zijn modderig en grotendeels onverhard. Het is warm en vochtig. We laten Lilian achter bij de koffers en gaan op zoek naar het busstation. Daar komen we erachter dat de bus naar Tarija pas vanavond gaat. Hij zal dan om 4 uur 's ochtends arriveren. Een kaartje kost 50 bolivianos (5 euro). We hebben alleen nog geen Boliviaans geld.
Inmiddels heeft Lilian ook niet stilgezeten. Ze heeft een man gevonden met een personenbusje, die bereid is ons voor 100 bolivianos naar Tarija te brengen. Dat klinkt niet gek. We hoeven dan niet opnieuw de nacht in de bus door te brengen en kunnen meteen weg. Wel eerst geld opnemen en wat eten.
Pinnen blijkt nog niet mee te vallen. De drie banken van het dorp zijn alle gesloten. Er is een pinautomaat, maar die is niet geschikt voor internationale passen. Tegen beter weten in probeer ik het toch. Dan wil het apparaat mijn pas niet teruggeven. Dat is even schrikken! Gelukkig weet ik met meer geluk dan wijsheid mijn bankpas, die een heel klein stukje uit de gleuf steekt, eruit te peuteren. Na geld te hebben gewisseld in het enige hotel, eten we op het terras van een eenvoudig eetlokaal. Het stikt hier van de vliegen. Dan gaan we op weg naar onze voorlopige eindbestemming: Tarija.
Weldra komen we in de bergen. Zelf zit ik er niet zo mee, maar Arthur wordt bleek om de neus als hij de staat van de onverharde weg ziet en de diepte van het ravijn. 'Eén klein foutje van de chauffeur en je bent er geweest,' bromt hij. Uren later wijst hij nog op de vele kruizen langs de afgrond met de namen van mensen die hier het leven hebben gelaten. Onze chauffeur kauwt ondertussen op zijn cocablaadjes en rijdt onverstoorbaar door.
De avond valt. Het gaat maar door: bocht naar links, bocht naar rechts, steeds toeterend om eventuele tegenliggers te waarschuwen. Desondanks staat er plotseling een enorme vrachtwagen voor onze neus. Hij stopt een meter voor onze bumper, met verblindende koplampen. We zullen achteruit moeten, de bus laten afzakken in de duisternis, net op het randje, hopend dat de stenen niet gaan glijden, want dan duikelen we onverbiddelijk het pikdonkere ravijn in en staat onze naam straks ook op zo'n kruisje.Dit soort manoeuvres in the dark moet de chauffeur ettelijke malen uitvoeren. Soms komen we een antieke, rokende vrachtwagen achterop, met mensen in de open bak, zittend op de lading. Inhalen is vaak kantjeboord. Het is een beetje mistig geworden.
Op een gegeven moment staat er in het donker een kleine file. We zien in de verte in de lichten van de koplampen een paar mannen heen en weer rennen. Wat zou er gebeurd zijn? Misschien is er wel iemand het ravijn in gereden. Onze chauffeur gaat poolshoogte nemen. Het blijkt te gaan om een lange truck, die de bocht niet kon nemen. De achterwielen zijn van de weg gezakt. Met vereende krachten proberen de andere weggebruikers, die er niet door kunnen, de wagen weer op het spoor te krijgen. Na een uurtje kunnen we onze weg vervolgen.
Ik zit voorin en moet de chauffeur aan de praat houden. Als hij wegdommelt, zijn we er geweest. Maar inmiddels zijn we al een etmaal onderweg. En de nacht daarvoor was het feest in de Coyote, dat duurde tot de volgende ochtend. Hoe zeer ik ook vecht tegen de slaap, ik kan niet voorkomen dat ik wegdommel. In mijn halfslaap heb ik de gekste dromen. Op het moment dat ik weer wakker schrik, zie ik weer precies hetzelfde beeld als tevoren: de kale rotsen, beschenen door de koplampen, en wéér een bocht.
Een uur na middernacht komen we dan eindelijk aan in Tarija. De gemiddelde snelheid tijdens deze rit lag onder de 15 kilometer per uur. Bij Lilians zus Elffy staat een bed voor ons klaar. We hebben er dertig uur onafgebroken reizen op zitten.

1 Comments:
Lieve Lilian en Jeroen,
Oef dat was spannend. Gelukkig was het nog niet jullie tijd en belangrijk: ook niet de tijd van Arthur en de anderen!
Ik kan me ook nog heel goed de rit herinneren die wij met de Mexicaanse familie hadden naar het Zoutmeer.
In Nederland ben ik berucht om mijn angst op de wegen maar daar was ik helemaal niet bang. Heel gek want ook toen reed het busje heel dicht bij de afgronden.
Waarschijnlijk Boliviaanse engeltjes die toekeken en
toekijken.
Groetjes,
madre Joke
Post a Comment
<< Home